Kort verhaal

Kort verhaal * Dansen in de nacht

Dit verhaal heb ik geschreven in het Engels en later vertaald. Het was eens schrijfuitdaging van vrienden onderling, met als titels de grote arcana uit de Tarot. Ik mocht aftrappen met het eerste hoofdstuk. Dit verhaal is nooit professioneel geredigeerd, dat zou ik eens moeten doen. Sowieso draag ik de rest van het verhaal nog met me mee, wie weet maak ik het ooit nog af?

Het laat echter wel het jeugdige plezier zien van het verzinnen van andere werelden en van verhalen. De wereld bestaat uit verhalen, het is een kwestie van ze vangen en verwoorden. Ik hoop dat je dit met plezier leest!

Hoofstuk 1 *De Dwaas

Hij vroeg zich af hoe het kwam dat hij hier zat. De zon scheen door het smoezelige raam, zodat de
stofdeeltjes dansten boven de grootboeken op zijn bureau. Was dit nu het einddoel in zijn leven? Cijfers
optellen en aftrekken in boeken, die niemand bij zijn volle verstand ooit zou willen lezen?
Oké, eerlijk is eerlijk, hij was goed in wat hij deed. Beter dan goed zelfs, hij was een van de besten. Maar
dat wilde nog niet zeggen dat hij hield van wat hij deed. Verdomme, hij vond het niet eens ‘wel leuk’ .
Weinig jongens dromen ervan om accountant te worden als ze opgroeien. Het is niet eens geschikt om
meisjes mee te imponeren. Eigenlijk precies het tegenovergestelde, in zijn ervaring.
En dus, voor de honderdste keer die dag, dwaalden zijn ogen af naar de dansende stofdeeltjes en droomde
hij van vrijheid. Hij was beter dan dit, toch? Alleen maar omdat hij nooit fouten maakte en alle getallen in
zijn hoofd kon combineren, betekende nog niet dat hij hele dagen hier hoefde te zitten?
Hier, dat was de kleine muurkast van een kantoor op driehoog achter van de prestigieuze
accountantsbureau van Jensen, Dudssen en Mayflower c.s. Het zou hem nog 5 foutloze jaren kosten om
zelfs maar naar een vergelijkbare kamer op de tweede verdieping te verhuizen. Om maar te zwijgen van
de tijd die het zou kosten om in een kantoor te mogen zitten met collega’s, of met een uitzicht op straat of,
hemeltjelief, echte klanten mogen ontmoeten. Nee, hij zat hier voorlopig zes dagen per week, van ’s
morgens acht tot ’s avonds zeven, alleen maar om betaald te krijgen voor zijn werk.
Hij wendde zijn blik weer terug naar het grootboek en begon weer kleine getallen in de juiste kolommen
te pennen. Dromen over vrij zijn was één ding. Overdenken wat hij moest aanvangen met de avonden en
dagen wanneer hij klaar was met werken, was zo mogelijk nog erger dan boekhouden. Hij kon dromen
wat hij wilde. Dat veranderde niks aan het koude, harde feit dat hij geen plek had om thuis te komen ’s
avonds.
Oh, hij had wel een huis hoor. Best een prima huis in een min of meer respectabele buurt. Maar dat
maakte het nog geen thuis. De meubels waren hetzelfde als vroeger bij zijn ouders thuis. Precies
hetzelfde. Hij had eigenlijk alleen een stevige, maar eenvoudige boekenkast toegevoegd voor zijn
studieboeken en dat enkele grootboek wat hij mee naar huis nam, als hij eens moest overwerken. Maar er
werd niet geleefd. Hij woonde alleen en kon nog geen potplant in leven houden. Om nog maar te zwijgen
over wat er met de goudvis was gebeurd of het kleine, grijze, miauwende pluizenbolletje wat hij zo lang
gelden had geadopteerd.
Zijn werkgever, het accountantsbureau, was nogal strikt wat regels, gewoonten en tradities betreft.
Traditioneel was elke werknemer om stipt vijf minuten vóór acht aanwezig en ging om precies vijf over
zeven weer weg. Zo was het verlopen op zijn eerste werkdag en zou het vast ook gaan op zijn laatste. Hij
telde terug hoe lang dat ook alweer geleden was. Hij dwaalde in gedachten weer af naar de stofdeeltjes.
Het moet ongeveer op de dag af vijftien jaar geleden zijn. Hij was iets van vijftien of zestien jaar oud
geweest, dat wist hij niet meer zeker. Vroeger, toen zijn leven die naam nog verdiende. Hij was zo trots
geweest toen hij werd uitgekozen van alle kinderen uit zijn klas. Hij wist dat hij het aan zijn
wiskundeleraar te danken had, maar hij was ook de beste geweest en dat wist hij zelf ook. Hij had er nooit bij stilgestaan waarom een firma als Jensen, Dudssen en Mayflower c.s. eigenlijk de
achterbuurten in ging om veelbelovende jongeren te vinden met een wiskundeknobbel. Nee, hij had er
hard voor gewerkt om wat van zichzelf te maken en nu bood de kans zich aan om zijn rechtmatige
beloning te ontvangen. Eindelijk zat het leven hem eens mee. Zijn ouders waren zo trots geweest op hun
enige zoon. Zelfs Susie van de bakker had zijn blik gevangen en geknipoogd. En iedereen wist wat dat
betekende! Hij was te verlegen geweest om er op in te gaan en nu knipoogde er nooit meer een meisje
naar hem. Pijnlijk, maar onvermijdelijk dreven zijn gedachten verder af, naar die ene bewuste dag bijna
een jaar geleden. Hij probeerde nog zijn gedachten daarvan weg te sturen, maar dit keer namen de
herinneringen het roer over en verdronken hem. Oh, konden ze dat maar echt doen. Hem verdrinken. Dat
zou…
… ‘Stanley Gulbrechtsson!’ Was dat werkelijk Meneer Dudssen die daar in de deuropening van zijn
kantoor stond? En zijn naam riep? Helemaal hyper sprong hij op en in de houding. ‘Zeker m’neer! Wat
kan ik voor u betekenen?’ ‘ Volg me!’ was het korte en nogal onvriendelijke antwoord. Meneer Dusssen
leidde hem de trap af naar zijn eigen riante kantoor op de eerste verdieping. Dat keek uit over de kleine,
bloeiende binnentuin, aan de achterzijde van het oude statige gebouw. Het was stil in de kamer, geluiden
van het verkeer waren niet meer waarneembaar, hoewel het gebouw aan een van de drukste verkeersaders
van Mrywinther stond. In zijn herinnering kon Stanley de magnolia’s buiten het raam zelfs ruiken, maar
dat kon net zo goed een vurige wens zijn om zijn lievelingsbloemen te ruiken, als een daadwerkelijke
herinnering van die dag.
In het kantoor was nog een kantoorklerk aanwezig, maar dan wel een die Stanley nog nooit gezien had.
Hij had een vage grijzige glans over zijn gezicht liggen, maar was verder vrij onopvallend. ‘Meneer
Gulbrechtsson is geschikt’ zei Meneer Dudssen tegen de klerk terwijl hij vaag met zijn hand richting
Stanley gebaarde. ‘ Volg mij’ fluisterde de klerk, terwijl hij Stanley, zonder om te kijken of hij volgde, de
kamer uit voerde naar een trappenhuis. Het trappenhuis kwam uit op de grote hal in het midden van het
gebouw, maar was door Stanley nooit eerder opgemerkt.
Het was donker en stoffig op de trap tijdens de afdaling. De treden waren uitgesleten, terwijl ze er
tegelijkertijd nogal ongebruikt uitzagen. Ver onder de grond, bereikten ze de laagste verdieping. Hoewel
Stanley vrij goed kon tellen, kon hij achteraf nooit meer precies terughalen hoeveel treden of
verdiepingen ze gepasseerd waren op hun weg langs al die gangen en deuren. De grijze klerk ging hem
voor naar een deur aan de linkerkant, bijna aan het einde van de gang. De vloerbedekking op deze
verdieping was minstens dertig jaar oud en bijna doorgesleten. Het had zo’n typisch patroon van grote
roze bloemen waar zijn moeder gek op was geweest toen ze jong was.
De kamer bleek een boekhouderskantoortje te zijn, net als de zijne boven, alleen waren de planken gevuld
met enkel zwartgebonden grootboeken, met zilver gedrukte cijfers op de ruggen. De getallen waren
precies als een klantnummer, een jaartal en een volgnummer. Hij herkende zelfs de boeken die begonnen
met nummer 68931, zijn klant de vastgoedhandelaar. Maar toch was hij er vrij zeker van dat hij deze
grootboeken nog nooit had gezien. Dit was toch zeker niet wat hij dacht dat het was? Maar de grijze klerk
onderbrak zijn naargeestige gedachten, door te vertellen dat hij vanaf nu in deze kamer zou werken en of
hij zo vriendelijk wilde zijn hem weer te volgen.
Compleet in de war door de eer die hem ten deel viel, dat een van de grote bazen tegen hem had
gesproken en dat hem een belangwekkend, zij het een beetje schimmig, deel van het bedrijf was getoond,
volgde Stanley hem zonder ook maar één vraag te stellen. De klerk bracht hem naar de laatste deur aan
het einde van de gang, niet links of rechts, maar recht vooruit en liet hem binnen. ‘ Dit is Meneer
Cusslesworth. De ‘ c.s.’ in de firmanaam.’, sprak de klerk bij wijze van introductie. ‘Ik laat het verder aan
jullie over’ en hij verliet daarop nogal haastig de kamer. Alsof hij daar ook eens was geweest en nog
steeds zonder genoegen terugblikte op dat moment.
‘Welkom Stanley’, sprak Meneer Cusslesworth met een warme, diepe, zalvende stem. ‘Wil je hier gaan
zitten?’, vroeg hij, terwijl hij vaag in de richting van een eenvoudige stoel wuifde tegenover zijn
glimmende mahoniehouten bureau. Stanley voelde hoe zijn benen hem naar de stoel brachten en erop
gingen zitten. Alle bedenkingen in zijn hoofd, over deze onbekende partner van de firma, het gebrek aan
licht en de vage metalige geur in de kamer, verdwenen als sneeuw voor de zon zodra Meneer
Cusslesworth had gesproken. Stanley kon enkel toekijken en luisteren.
‘Ik heb dit bedrijf een heleboel jaren geleden gesticht.’, sprak hij. ‘ En in de loop van de jaren hebben we
een aardige naam voor onszelf opgebouwd. We hebben bedrijven geholpen en bedrijven aan de macht
geholpen. Maar we hebben ook de kennis vergaard om ze te gronde te richten. Het meeste daarvan ligt
opgeslagen op deze verdiepingen onder straatniveau. Het is een zeldzame eer en een bewijs van ons
vertrouwen in jou, ehh, kwalificaties, dat we je hier toelaten tot de oorsprong van onze faam.’
Stanley bemerkte, met groeiende bezorgdheid, dat hij zich helemaal niet meer kon bewegen. Ademen
leverde geen problemen op, maar al het andere, van krabben aan zijn jeukende neus tot het stellen van de
kleinste vraag, was volkomen uitgesloten. Meneer Cusslesworth vervolgde: ‘We weten dat je weinig
dierbaren in deze wereld hebt. Van wie er geen meer in leven zijn. Daar hebben we onszelf van
vergewist.’ Dit bracht Stanley in de war, want hij herinnerde zich toch echt dat hij zijn moeder die
ochtend nog gekust had, voor hij naar het werk ging, en dat zijn vader een eindje met hem mee was
gelopen.
‘We geven je een keuze vandaag. Een keuze om onvoorstelbare macht te verwerven. En de tijd om op je
gemak van die macht te genieten. Helaas betekent dat wel dat je de rest van je leven ondergronds zult
moeten werken. Je vriendenkring zal nogal beperkt zijn, alhoewel er voldoende keuze is, al zeg ik het
zelf. En je gaat behoorlijk andere uren draaien ten opzichte van wat je gewend bent. Maar dat zijn kleine
ongemakken, vergeleken met wat je er op vooruitgaat. Om precies te zijn een goed lang leven en zoveel
rijkdom en macht als in je stoutste dromen. En weten dat beide zaken zijn, waar je van droomt. De hele
tijd.’
Op dit punt herinnerde Stanley eindelijk alle geruchten rondom zijn firma. Over de kelders en de dubbele
boekhouding. Over kantoorbedienden die hele lange dagen maakten, tot na zonsondergang. En hoe nooit
iemand er eentje kende, maar wel zeker wist dat ze bestonden. En uiteindelijk, werd Stanley bang. Dit
was dus waarom een prestigieus accountantskantoor rekruteerde in de achterbuurten. Jonge mensen die
niemand zou missen.
‘ Dus,’, sprak Meneer Cusslesworth verder ‘Neem je mijn gulle aanbod, voor zo iemand als jij, aan?’
Stanley bemerkte dat zijn stem het weer deed en begon te krijsen ‘Neeeee!’ En toen hield zijn stem er
weer mee op. Zomaar ineens. Zijn laatste brokje herinnering was aan het parfum van Meneer
Cusslesworth. Dat bedwelmde, maar niet geheel de sterke metaal geur die aan van zijn lichaam afkwam
verbloemde. En aan zijn fluisterende stem, vlak bij zijn oor ‘…. Ach…een mens moet toch eten niet waar?’
Hij opende zijn ogen en zweet parelde op zijn voorhoofd en liep koud langs zijn rug. Alweer. Hij moest
echt, écht stoppen met dagdromen, dacht hij bij zichzelf op weg naar het toilet. Hij plensde wat koud
water in zijn gezicht en over zijn handen. Terwijl hij opkeek, bevestigden zijn ogen in de spiegel, wat hij
elke dag wilde vergeten. Zijn grootvader keek hem aan vanuit de spiegel, alhoewel zijn ogen bruinig
waren in plaats van blauw. Net als zijn ogen zijn…waren….zijn geweest….. ach laat ook maar.

Alle opdrachten die ik uitvoer, zijn onderhevig aan mijn algemene voorwaarden.